Die Bilder dieser Seite sind 2002 entstanden. Urheberrecht Photographie:
Gérard van Betlehem [http://www.betlehem.nl – gerard@betlehem.nl]
- In Borgentreich is een orgelmuseum gevestigd. Tegenover dit museum staat de rooms-katholieke parochiekerk. In deze kerk bevindt zich een bijzonder orgel, waarvan lange tijd is aangenomen dat het in 1730 door Johann Patroclus Möller gemaakt was. Het orgel heeft mechanische springladen. Alleen het Brustwerk is uitgerust met een sleeplade. Het orgel is afkomstig uit het Augustijnenklooster te Dalheim. Toen dit klooster in 1803 werd opgedoekt is het orgel door de burgemeester van Borgentreich gekocht. Arnold Isfording heeft het orgel overgeplaatst. In 1831 werd het instrument gedemonteerd en opgeslagen vanwege bouwvalligheid van het kerkgebouw. In de jaren 1836 tot 1838 is het weer opgebouwd, maar in gewijzigde vorm. Het werk werd eerst uitgevoerd door Ferdinand Figgemeyer, die echter kwam te overlijden. Carl Kuhlmann heeft het werk afgerond. Het rugpositief werd niet herplaatst, maar dit werk kwam achter het orgel te staan in een aparte kas. In de hiernavolgende jaren werden er geen grote wijzigingen meer aangebracht. Wel werden enkele tongwerken vernieuwd. In 1953 voerde Paul Ott een restauratie uit, naar plannen van Christhard Mahrenholz uit Hannover en onder advies van Rudolf Reuter uit Münster. Het rugpositief werd hierbij weer gereconstrueerd.
- Pas na 1990 werd duidelijk dat het orgel veel ouder was dan van 1730, en derhalve niet door Möller gebouwd kon zijn. Het Hauptwerk is waarschijnlijk door Gottfried Bader gebouwd in 1676. Rond 1700 werd het uitgebreid met een rugpositief en vrij pedaal, waarbij gedacht wordt aan Johann Jacob John uit Einbeck. Johann Möller zou dan in 1730 het Brustwerk hebben geplaatst, maar dat is niet helemaal zeker. In 2009 is de firma Eule gestart met een nieuwe restauratie, die in 2011 voltooid was. Bij deze restauratie zijn veel aanpassingen uit 1953 ongedaan gemaakt. Er is een nieuwe klaviatuur in de stijl van Bader gemaakt. Het orgel heeft geen koppelingen meer. Op 14 en 15 mei 2011 werd het instrument weer in gebruik genomen.
Dispositie tot 2009:
Hauptwerk: Principal 16 Bordun 16 Octav 8 Hollflöte 8 Quinta 6 Octav 4 Gedackt 4 Mixtur IVf Zimbel IVf Sesquialtera IIIf Trompete 16 Trompete 8 |
Rückpositiv: Principal 8 Rohrflöte 8 Octav 4 Duesflöte 4 Quinte 3 Nasat 3 Octav 2 Waldflöte 2 Terz 1 3/5 Quinte 1 1/2 Mixtur IVf Zimbel IIIf Fagott 16 Hautbois 8 Tremulant |
Brustwerk: Gedackt 8 Quintade 8 Principal 4 Traversflöte 4 Nachthorn 4 Octav 2 Quintflöte 1 1/2 Octav 1 Mixtur IVf Dezimaquinte IIf Krummhorn 8 Tremulant |
Pedal: Principal 16 Subbass 16 Octav 8 Rohrpfeife 4 Mixtur VI Posaune 16 Trompete 8 Cornett 2 Koppelingen 2 Zimbelsterne |
Huidige Dispositie:
Hauptwerk:
Bourdun 16′
Principal 8′
Viola di Gamba 8′
Holflöte 8′
Quinta 6′
Octav 4′
Spans Cornet 1-3 fach
Sexquialter 3 fach
Mixtur 4 fach (2′)
Cimbel 4 fach (2/3′)
Trompet 8′
Voxumana 8′
Rückpositiv:
Principal 8′
Rohrflöte 8′
Gedact 4′
Dousflöte 4′
Quinta 3′
Naßartquinta 3′
Octav 2′
Waldflöte 2′
Quinta 1 1/2′
Tertzian 2 fach (1 3/5′)
Mixtur 4 fach (1′)
Cimbel 3 fach (1/2′)
Fagott 16′
Krummhorn 8′
Brustwerk:
Gedact 8′
Quintatöna 8′
Principal 4′
Flautetraverse 4′
Nachthorn 4′
Octav 2′
Quinta 1 1/2′
Detzima 2 fach (1 3/5′)
Mixtur 4 fach (1′)
Ranquet 8′
Hoboe 4′
Pedal:
Principal 16′
Subbass 16′
Octav 8′
Waldflöte 2′
Mixtur 6 fach (4′)
Posaune 16′
Trompet 8′
Cornet 2′
Overige registers:
Cimbelstern
Koppelingen:
Hauptwerk – Rückpositiv – schuifkoppel
Hauptwerk – Brustwerk – schuifkoppel
Speelhulpen:
Tremulant
Calcant