Foto’s: Wim Verburg
- Jan Slegel III bouwde tussen 1671 en 1676 een groot nieuw orgel in de Bovenkerk. Hij maakte gebruik van enig pijpwerk van het oude orgel van Jan van Covelens (1524). Een grote verbouwing, zowel voor wat betreft karakter als omvang, werd in 1742/1743 uitgevoerd door Hinsz. Het instrument had drie manualen en aangehangen pedaal, met 34 stemmen. Feitelijk maakte Hinsz een nieuw mechanisch sleepladen-orgel, met gebruikmaking van oude onderdelen en pijpwerk. De kassen werden ook geheel vernieuwd en vergroot. Op 10 oktober 1743 werd het werk gekeurd door Henricus Radeker uit Haarlem en Willem Bruijnier, organist te Kampen.
- Frans Caspar Schnitger en Heinrich Hermann Freytag breidden het instrument in 1788-1790 uit met zelfstandig pedaal en enkele tongwerken. Tevens maakten zij een borstwerk wat geen eigen (vierde) klavier kreeg. In 1818 voerde Albertus van Gruisen werkzaamheden uit. Tevens breidde hij de dispositie van het orgel uit met een Carillon en een Trompet op het Borstwerk. De organist/amateur orgelbouwer Zwier van Dijk heeft in 1866 enkele romantische stemmen op het orgel geplaatst en een vierde manuaal voor het borstwerk gemaakt. Tot slot werd door Jan Proper (zijn neef en opvolger) een Vox Célèste geplaatst in 1898.
- In 1952 vernieuwde Sanders de Vox Humana, en tevens maakte hij een nieuw pedaalklavier en een nieuwe orgelbank. Bij de grote kerkrestauratie vanaf 1955 werd het orgel in 1957 gedemonteerd en opgeslagen. Het pijpwerk werd op de zolder van de Broederkerk bewaard. Daar raakte een gedeelte nog door brand beschadigd.
- In 1965 werd door de firma J. de Koff het orgel weer gedeeltelijk opgebouwd. Het rugwerk werd herplaatst. In 1968 werden hoofdwerk en pedaal geplaatst. Na het faillisement van De Koff in 1971 werd de restauratie van het orgel in de jaren 1972-1975 voltooid door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. Er werd een nieuwe klaviatuur gemaakt in de stijl van Hinsz, met als voorbeeld de klavieren van de Martinikerk te Groningen. De restauratie werd onder advies van Feike Asma, Willem Hendrik Zwart en dr. M.A. Vente uitgevoerd. De situatie van 1790 werd als uitgangspunt genomen, maar met behoud van het vierde klavier en enkele stemmen uit de negentiende eeuw. Hiervoor werd een tweede bovenwerk gemaakt, dat bespeelbaar gemaakt werd vanaf hetzelfde manuaal als het eerste bovenwerk. Het instrument werd op 13 december 1975 weer in gebruik genomen met een officiële overdracht door Maarten Vente en een concert door Willem Hendrik Zwart. Het orgel is in het voorjaar van 2000 door de firma Gebr. Reil geheel schoongemaakt. De windvoorziening werd hierbij ook hersteld en de tremulanten zijn verbeterd.
- In 2016 werd er een nieuw pedaalklavier geplaatst, dat vier centimeter lager ligt dan het oude. Dit werk is uitgevoerd door de firma Reil.
De dispositie van het Hinsz-orgel: (1743 met ouder èn jonger pijpwerk)
Hoofdwerk:
Prestant 16
Bourdon 16
Prestant 8
Holpijp 8
Octaaf 4
Fluit 4
Quint 3
Superoctaaf 2
Mixtuur 3-5 st.
Scherp 3 st.
Tertiaan 2 st.
Trompet 16
Trompet 8
Rugwerk:
Prestant 8
Holpijp 8
Octaaf 4
Fluit 4
Gedakt Quint 3
Octaaf 2
Fluit 2
Sifflet 1
Mixtuur 3-4 st.
Sesquialter 3 st.
Fagot 16
Bovenwerk I:
Prestant 8
Roerfluit 8
Quintadeen 8
Octaaf 4
Fluit 4
Speelfluit 3
Woudfluit 2
Nassat 1 1/2
Scherp 3 st.
Vox Humana 8
Bovenwerk II:
Fluittravers 8
Holpijp 8
Salicionaal 8
Principaal 4
Spitsfluit 2
Flageolet 1
Carillon 3 st.
Trompet 8
Borstwerk:
Gedekt 8
Fluit 4
Woudfluit 2
Dulciaan 8
Pedaal:
Prestant 16 (transm)
Subbas 16
Octaaf 8
Gedekt 8
Roerquint 6
Octaaf 4
Open Fluit 2
Bazuin 16
Trompet 8
Cornet 4
Koppelingen:
Hoofdwerk – Rugwerk
Hoofdwerk – Bovenwerk
Bovenwerk – Bovenwerk II
Bovenwerk – Borstwerk – schuifkoppel
Pedaal – Hoofdwerk
Speelhulpen:
Vier afsluitingen
Windlossing
Calcant