Kekerdom, Sint Laurentiuskerk

Foto’s: Wim Verburg – 2003

J.J. van der Harst, die als adviseur Rijksdienst voor de Monumentenzorg bij dit orgel betrokken was, schreef over dit orgel het volgende: (in Sint-Laurentiuskerk in Kekerdom. Korte geschiedenis van de kerk en haar orgel)
   
“Het orgel in de oude Kekerdomse parochiekerk kan met recht en reden een Smits-orgel worden genoemd. Immers, het archief van de orgelmakers Smits, aanwezig in het Instituut voor Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit te Utrecht, noemt het Kekerdomse orgel als een werkstuk van de firma met als bouwjaar 1864. Ook de bekende publikatie van Edouard Gregoir over de Belgische en Nederlandse orgelmakers, die in 1865 te Antwerpen verscheen, noemt het orgel van
Kekerdom onder de orgels vervaardigd door F.C. Smits (1800-1876), orgelmaker te Reek.
Blijkens een ander gegeven werd het orgel op 7 september 1865 opgeleverd. Waarschijnlijk kwam het contract in 1864 tot stand en hadden de werkzaamhe- den in de jaren 1864/1865 plaats. Bij de laatste restauratie werd een potloodinscriptie in het orgel gevonden: “W.J. Smits orgelmaker 1865″. Hoogstwaarschijnlijk was dit Wilhelmus Jacobus Smits (1844-1929), die behoorde tot de tweede generatie van het beroemde orgelmakersgeslacht.”
“Het orgel was in 1865 niet geheel nieuw: de orgelmakers gebruikten van het oude orgel de kast met de frontpijpen en pijpwerk voor de registers Bourdon 16 (de 24 grootste pijpen), Portunaal 8 discant (c1 t/m c3) en Mixtuur (vanaf groot-D). Uit een en ander valt af te leiden, dat het oude orgel de 18de-eeuwse klavierom- vang C t/m c3 had en dat de toonhoogte een halve toon boven de thans gebruikelijke lag; Smits bezigde de kamertoon, dit is een halve toon lager dan thans gebruikelijk is. Het pijpwerk van de Mixtuur schatten wij op eerste helft 18e eeuw, dat van de Portunaal is vervaardigd in de factuur en draagt de tooninscripties van de Nijmeegse orgelmaker A.F.G. Heyneman (vanaf 1781 burger van Nijmegen en in 1804 te Rotterdam overleden). Deze belangrijke orgelmaker, die onder meer bekend werd door de grote ombouw en vernieuwing van het orgel in de St. Jan te ‘s-Hertogen- bosch, heeft kennelijk gewerkt aan het Kekerdomse orgel en het vermoedelijk in onderhoud gehad. Smits ontwierp voor het orgel van Kekerdom de volgende dispositie, waarvan de met + gemerkte stemmen nog niet geplaatst werden:

Manuaal (Bovenklavier)
Bourdon 16 bas/discant
Prestant 8
Holpijp 8
Portunaal 8 discant
Prestant 4
+  Dulcena 4
+  Quint 3
Octaaf 2
Mixtuur 1′, 3 sterk
Trompet 8 bas/discant

Positief: (Onderklavier)
Holpijp 8
+  Viola di Gamba 8
Fluit 4 bas/discant
+  Piccolo 2
Harmonica 8 bas/discant

“Van de voorbereide registers behoefde slechts het pijpwerk geplaatst te worden, aangezien de laden, roosters, registratuur en registerknoppen reeds waren vervaardigd.
In 1872 sloeg de bliksem in de toren, waardoor het orgel schade opliep, vooral aan de windvoorziening. De orgelmakers Smits vervaardigden in het volgende jaar nieuwe balgen, die een plaats kregen in het oxaal.
In het kader van de vernieuwingen van orgel en koor had ook een wijziging van het zangkoor plaats. Het werd vergroot tot voor het orgel, waardoor de orgelkast niet meer in maar achter de koorbalustrade kwam te staan. Het frontje van het onderpositief was daardoor niet meer vanuit de kerk zichtbaar. De nieuwe koorbalustrade werd vervaardigd in neo-gotische stijl.” 
“Om het verschil in stijl tussen de neo-gotische balustrade en de barokke orgelkast te verkleinen vonden aan de kast veranderingen plaats: de drie toren werden voorzien van primitieve neo-gotische pinakels, terwijl de afsluitingen boven de tussenvelden eveneens wijzigingen ondervonden. A. Dinnissen uit Vierlingsbeek voerde de werkzaamheden uit.
Reeds in 1882 werden de oude spaanbalgen vervangen door een nieuwe magazijnbalg, waarna in 1897 grote herstelwerken aan het orgel verricht werden door
J. Winkels, orgelmaker te Boxmeer. Deze bracht tevens nieuw bladtinbeleg aan op de frontpijpen.
Een volgend herstel had plaats in 1916, vermoedelijk eveneens van de hand van J. Winkels. Waarschijnlijk is toen op het Positief het register Viola di Gamba 8 geplaatst, dat in geheel afwijkende factuur werd vervaardigd. Tevens kregen de toetsen van de manualen nieuw beleg, nu van celluloid.
In de periode 1944/45 leed het orgel schade door oorlogshandelingen. Een aantal van de toch al zwakke frontpijpen alsmede diverse diverse binnenpijpen van het Positief werden onherstelbaar beschadigd.”
(hieronder een foto van het pijpwerk v/h positief)
“Hierna volgden reparaties, die door de orgelmakers Gebrs. Vermeulen te Weert werden uitgevoerd. Zij vervingen 7 frontpijpen door nieuwe, uit kostenover- wegingen vervaardigd van zink. De beide fluiten van het Positief werden met een aantal nieuwe pijpen aangevuld, in mensuur en materiaal goed aansluitend bij het oude werk. (…) In 1976 bleek het orgel door slijtage en door de invloed van de verwarming in slechte staat te zijn geraakt. Het was nagenoeg onbespeelbaar geworden.” “De restauratie van kerk en orgel is in het voorjaar van 1982 voltooid. Het uitwendige van het orgel heeft een complete metamorfose ondergaan; na verwijdering van de neo-gotische balustrade is de oude borstwering gereconstrueerd aan de hand van aangetroffen contouren in het oude pijpwerk, zodat het orgel thans weer, compleet met onderfront, in zijn geheel zichtbaar is geworden. Ook werden de neo-gotische toevoegingen aan de orgelkast verwijderd en de verbindingen tussen de grote pijptorens hersteld.”
“In verband met de onherstelbaar slechte toestand van de oude frontpijpen en de onmogelijkheid de vier soorten pijpen – uit lood, uit ouder en nieuwer zink en uit hout vervaardigd – tot een visuele eenheid te maken, is gekozen voor geheel nieuw frontpijpwerk. De oude pijpen zijn bewaard gebleven en bevinden zich in de torenruimte. Op de torens van het orgel werden nieuwe bekroningen geplaatst. Het instrument zelf is door de orgelmakers Vermeulen met de grootste zorg hersteld. Windladen en mechaniek, klaviatuur en pijpwerk zijn, zo nodig, naar voorbeeld van Smits gerestaureerd of nieuw vervaardigd. Voor het
nieuwe pijpwerk stonden de Smits-orgels te Schijndel en Ravenstein model, het eerste voor wat betreft de Quint 3, Viola di Gamba 8 en Harmonica 8, het tweede met betrekking tot Dulcena 4 en Piccolo 2 en voor de restauratie van het klavier.”

Het toetsbeleg van de manualen is afgeleid van het Smits-orgel te Macharen (ondertoetsen zwart, boventoetsen wit)
Ondanks verschillen in bouwtijd presenteert het orgel zich visueel en qua klank als een prachtige eenheid en vormt het een schitterende afsluiting van de torenwand.

De dispositie: (info: J.J. van der Harst)
Manuaal 1
Viola di Gamba 8, begint op dis0, nieuw, naar voorbeeld Schijndel (Smits 1852)
Holpijp 8, groot octaaf hout, rest metaal, Smits
Fluit 4, bas/discant, Smits
Piccolo 2, nieuw, mensuur Ravenstein (Smits 1864)
Harmonica 8 bas/dicant, nieuw, naar voorbeeld Oboë 8, Schijndel

Manuaal 2
Prestant 8 C en Cis binnen, Smits, D-e0 front, nieuw, de rest op de lade, Smits.
Bourdon 16 B/D, C-h0 hout, ouder dan Smits, de overige pijpen van Smits
Portunaal 8 discant, c1-c3 Heyneman, tweede helft 18e eeuw, cis3-f3 Smits.
Prestant 4 Smits
Holpijp 8 C-H hout, rest metaal, Smits
Dulcena (Dulcina) 4, openfluit met halfronde labia, naar voorbeeld Ravenstein.
Quint 3, C-h0 gedekt, rest cylindrisch open, naar voorbeeld Schijndel
Octaaf 2, Smits.
Mixtuur 1′, 3 sterk, C en Cis Smits, de overige pijpen 18e eeuws.
Trompet 8 bas/discant, Smits.

Samenstelling Mixtuur:
C:  1 – 2/3 – 1/2
d0: 2 – 1 1/3 – 1
d2: 4 – 2 2/3 – 2

Toonhoogte: a=415, stemming gelijkzwevend, magazijnbalg, winddruk plm. 72 mm.