Foto’s: Tjalling Roosjen © 2010
Het Hoofdorgel in de Hofkirche Sankt Leodegar in Luzern (Luzern) Zwitserland, is in eerste aanleg in 1640 – 1648 gebouwd door Johann Geisler uit Salzburg. De orgelkas is in 1648 gebouwd door Niklaus Geisler en is in originele staat bewaard gebleven. Het instrument had oorspronkelijk 48 registers verdeeld over 2 manualen en pedaal. In 1820 werd het rugwerk verwijderd omdat de galerij vergroot werd. In 1858-1862 breidde Friedrich Haas het orgel uit naar 4 manualen, Pedaal en 70 stemmen. Het orgel werd uitgebreid met een Fernwerk dat boven het gewelf van de kerk werd geplaatst. In de jaren 1972 – 1977 werd het orgel gereconstrueerd, omgebouwd en uitgebreid door de Orgelbouwfirma Kuhn. Het rugpositief werd gereconstrueerd. Ook werden 3 doorslaande tongwerken in het klankkanaal van het Fernwerk (de zgn. Tonhalle) toegevoegd die Friedrich Haas in 1862 gebouwd had. Het gaat om romantische klankkleuren die aan het geluid van een harmonium of accordeon doen denken. Het Fernwerk heeft een zeer bijzonder effectregister: De regenmachine. Het bestaat uit een met blik beslagen houten trommel, waar metalen kogeltjes in zitten. Als het register wordt ingeschakeld, gaat de trommel draaien, waardoor de kogeltjes tegen het blik ketsen. Dit geeft in combinatie van de ronkende pedaalstemmen het geluid van een stevige onweersbui. Er is geen enkel ander orgel waar dan ook ter wereld die dit register heeft.
In het front bevind zich een pijp die in 1648 gemaakt is door Johann Geisler. Deze is 10,7 meter en weegt 383 kilogram. Het is de grootste orgelpijp ter wereld uit dat tijdperk.
Het sleepladen-orgel heeft mechanische toetstractuur en elektrische registertractuur. Van het Fernwerk is ook de toetstractuur elektrisch.
Dispositie:
I Rückpositiv: C–a3
1. Rohrgedackt 8′
2. Quintatön 8′ (H)
3. Principal 4′ (G)
4. Kleingedackt 4′ (H)
5. Sesquialtera II 2 2⁄3′
6. Octave 2′ (H)
7. Nachthorn 2′
8. Quinte 1 1⁄3′
9. Octave 1′ (G)
10. Scharf VI 1′ (G)
11. Rankett 16′
12. Krummhorn 8′
Tremulant
Zimbelstern
II Hauptwerk: C–a3
13. Principal 16′ (G)
14. Gambe 16′ (H)
15. Octave 8′ (H)
16. Hohlflöte 8′
17. Gemshorn 8′ (H)
18. Quinte 5 1⁄3′ (G)
19. Octave 4′ (H)
20. Koppelflöte 4′
21. Viola di Gamba 4′ (H)
22. Terz 3 1⁄5′ (G)
23. Octave 2′
24. Mixtur major VI 2 2⁄3′ (G)
25. Mixtur minor IV 1 1⁄3′ (G)
26. Cornet III–V 8′ (H)
27. Bombarde 16′
28. Trompete 8′ (H)
III Oberwerk: C–a3
29. Pommer 16′
30. Principal 8′ (H)
31. Gedackt 8′ (H)
32. Octave 4′ (*)
33. Gemshorn 4′ (H)
34. Quinte 2 2⁄3′ (G)
35. Octave 2′ (G)
36. Terz 1 3⁄5′
37. Mixtur V 1 1⁄3′
38. Cymbel III 1⁄2′
39. Zinke 8′
40. Schalmei 4′
Tremulant
IV Récit: C–a3
41. Bourdon 16′ (H)
42. Principal 8′ (H)
43. Bourdon 8′ (H)
44. Salicional 8′ (H)
45. Voix céleste 8′ (H)
46. Octave 4′
47. Flûte traversière 4′ (H)
48. Nasard 2 2⁄3′
49. Flageolet 2′ (H)
50. Plein jeu V–VI 2′
51. Basson 16′
52. Trompette harm. 8′
53. Hautbois 8′ (H)
54. Clairon 4′
Tremulant
V Fernwerk: C–f3
55. Bourdon 16′ (G)
56. Principal 8′ (*)
57. Bourdon 8′ (G)
58. Spitzflöte 8′ (H)
59. Octave 4′
60. Spitzflöte 4′ (H)
61. Quinte 2 2⁄3′ (G)
62. Octave 2′ (G)
63. Trompete 8′ (H)
64. Vox humana 8′ (H)
Tremulant
Regenmaschine (h)
schwellbar:
65. Fagott 16′ (h)
66. Physharmonica 8′ (h)
67. Clarinette 8′ (h)
Pedal: C–f1
68. Principal 32′ (G)
69. Octave 16′ (H)
70. Subbass 16′ (H)
71. Gedackt 16′ (H)
72. Octave 8′ (G, H)
73. Flöte 8′ (H)
74. Violon 8′ (H)
75. Quarte II 5 1⁄3′ (G)
76. Octave 4′ (G)
77. Spillflöte 4′
78. Grossterz 3 1⁄5′
79. Mixtur IV 2 2⁄3′
80. Kontrafagott 32′
81. Tuba 16′
82. Posaune 16′
83. Trompete 8′(H)
84. Clairon 4′(H)
- Koppelingen:
Normalkoppeln:
I/II, III/I, III/II, IV/II,
IV/III, V/III, I/P, II/P,
III/P, IV/P, V/P
Echowerk koppelingen:
EW/I, EW/II, EW/III, EW/IV, EW/V, EW/P
Opmerking
(G) = Pijpwerk geheel of gedeeltelijk van Johann Geisler (1650)
(H) = Pijpwerk geheel of gedeeltelijk van Friedrich Haas (1862, 1887 bzw. 1892)
(*) = Pijpwerk van voor 1862
(h) = van 1862 (Friedrich Haas) - Echowerk:
- Erste Abteilung C–f3 (schwellbar)
1. Bourdon 16′ (H), (G)
2. Violon 16′ (H)
3. Gambe 8′ (G)
4. Dulciana 8′ (H)
5. Harmonica 8′ (H)
6. Flûte harmonique 8′ (G)
7. Flötenschwebung 8′
8. Gedacktquinte 5 1⁄3′ (H)
9. Violine 4′ (G)
10. Holzflöte 4′ (H)
11. Flautino 2′ (H)
12. Harmonia aeth. V–VII 5 1⁄3′
13. Piccolo 1′ (H) - Zweite Abteilung C–f3
14. Alphorn (Ext. Nr. 15) 16′
15. Alphorn 8′
16. Alphorn (Ext. Nr. 15) 4′
17. Streicherkornett III–V 8′
18. Sennschellen
Bätruef - Pedal C–f1 (schwellbar)
19. Violonbass (= Nr. 2) 16′ (H)
20. Echobass (= Nr. 1) 16′ (H), (G)
21. Quinte 10 2⁄3′ (H)
22. Violoncello 8′ (H)
23. Flöte 8′ (H)
24. Sousaphon (Ext. Nr. 25) 32′
25. Euphonium 16′
26. Sennschellen (= Nr. 18)