Klik op deze link naar Orgelmuseum Mecklenburg voor een foto en een Duitstalige beschrijving van het orgel
- Friedrich Hermann Lütkemüller bouwde in 1856 een nieuw mechanisch sleepladen-orgel voor de Georgenkirche in Waren (Mecklenburg-Vorpommern). Het instrument kreeg een neogotische orgelkas die ontworpen is door Theodor Krüger. Lütkemüller bouwde het orgel met een vrijstaande speeltafel met de rug naar het orgel. De blaasbalgen werden overgenomen van het vorige orgel dat gebouwd werd door Paul Schmidt in de achttiende eeuw. Deze balgen zijn omstreeks 1900 vervangen door een magazijnbalg. Het orgel had 22 stemmen.
- In 1879 heeft Lütkemüller het orgel uitgebreid met een Aeoline op een vrije sleep op het Oberwerk. In het begin van de twintigste eeuw is het Oberwerk in een zwelkast geplaatst. Het pedaal werd uitgebreid met een register op een nog lege plaats op de windlade. Waarschijnlijk gaat het om een Violoncello 8′.
- In 1956 is het orgel gerestaureerd door de firma Felix Grüneberg jr. De dispositie werd daarbij gewijzigd en het pedaal werd uitgebreid met twee stemmen op een pneumatische lade. In 1989 vernieuwde een onbekende orgelmaker de tongwerken.
Dispositie:
Hauptwerk: C – f3 (54 toetsen) Bordun 16′, Principal 8′, Doppelflöte 8′, Gedackt 8′ – 1956, Octave 4′, Quinte 2 2/3′, Octave 2′, Terz 1 3/5′ (from c°) – 1956, Mixtur 6 fach – 1856/1956, Trompete 8′ – 1989.
Schwellwerk: C – f3 (54 toetsen) Geigenprincipal 8′, Gedackt 8′, Quintatön 8′ – 1856/1956, Octave 4′, Rohrflöte 4′ – 1956, Flachflöte 2′ – 1956, Sifflöte 1 1/3′ – 1956, Zimbel 3 fach – 1956.
Pedal: C – d1 (27 toetsen) Violon 16′, Subbaß 16′, Principalbaß 8′, Baßflöte 8′, Oktave 4′ – 1956, Nachthorn 2′ – 1956, Mixtur 4 fach – 1956, Posaune 16′ – 1989.
Koppelingen: Hauptwerk – Schwellwerk, Pedal – Hauptwerk.