Foto’s: Dick Sanderman © 2004
Het mechanische sleepladen-orgel in de Martinikerk is in de jaren 1479/1480 gebouwd door Johan ten Damme. Rudolf Agricola heeft een grote rol gespeeld bij de bouw van het orgel. In 1542 heeft een onbekende bouwer, waarschijnlijk Andreas de Mare, een grote verbouwing uitgevoerd. Hij maakte een groot instrument met hoofdwerk, bovenwerk en rugpositief. De Mare heeft ook in 1564 aan het orgel gewerkt. Anthoni en Adam Verbeeck breidden het opnieuw uit in 1627/1628. Daarna startte Jan Helman met een grote verbouwing. Hij werkte aan het instrument tussen 1685 en 1690, maar stierf in 1690.
Arp Schnitger bouwde het orgel om in 1691/1692. Hij maakte twee grote pedaaltorens die aan weerszijden van de kas werden geplaatst. Zijn zoon Frans Caspar begon in 1729 aan een nieuw rugpositief. Hij stierf tijdens de werkzaamheden, en A.A. Hinsz voltooide het werk in 1730. De zuilen onder het rugwerk dateren uit 1806. In de negentiende eeuw zijn veel wijzigingen aangebracht. Lohman plaatste in 1816 enkele nieuwe stemmen.
Een grote verbouwing is in 1854 uitgevoerd door Van Oeckelen. Het oude pijpwerk bleef echter voor een groot gedeelte gespaard. In 1938 werd besloten het instrument om te bouwen naar een elektrische tractuur. De verbouwing werd in 1938/1939 uitgevoerd door J. de Koff. Van het historische orgel was nu nog maar weinig over. Op 1 december 1939 is het weer in gebruik genomen waarbij het bespeeld werd door Cor Batenburg.
In 1971 werd het instrument gedemonteerd vanwege de kerkrestauratie. Jürgen Ahrend heeft daarna een restauratie/reconstructie uitgevoerd in twee fasen. In 1976/1977 werden rugwerk en bovenwerk gerestaureerd, en in 1983/1984 hoofdwerk en pedaal. Uitgangspunt was de situatie van 1730, waarbij enkele stemmen van na die tijd bewaard bleven. De klaviatuur van Hinsz was in 1939 niet vernietigd, maar bewaard gebleven. Cor Edskes was adviseur bij de werkzaamheden. Op 15 september 1984 is het orgel weer in gebruik genomen waarbij Wim van Beek een concert gaf.
In 2007 zijn er 40 pijpvoeten vervangen door Jürgen Ahrend in verband met loodcorrosie.
Het orgel heeft 53 stemmen, 3 manualen en een vrij pedaal. De toonhoogte is ongeveer een halve toon boven normaal (465 Hz). De stemmingstemperatuur is Iets Ongelijkzwevend (naar Neidhardt). De winddruk is 85 mm.
De dispositie van het Ten Damme-Schnitger-Hinszorgel: ca. 1691, 1730 en ander pijpwerk
HOOFDWERK: C – c3 (49 TOETSEN)
Praestant 16
Octaav 8
Gedackt 8
Salicet 8
Quintadena 8
Octaav 4
Ged. Fluyt 4
Octaav 2
Vlakfluyt 2
Mixtuur 4-6 st.
Scharp 4 st.
Tertiaan 2 st.
Trompet 8
Viola di Gamba 8
RUGWERK: C – c3 (49 TOETSEN)
Quintadena 16
Praestant 8
Bourdon 8
Roerfluyt 8
Octaav 4
Speelfluyt 4
Nasat 3
Gedacktquint 3
Octaav 2
Fluyt 2
Mixtuur 4-6 st.
Cimbel 3 st.
Sexquialter 2 st.
Basson 16
Schalmey 8
Hautbois 8
Tremulant
BOVENWERK: C – c3 (49 TOETSEN)
Praestant 8
Holfluyt 8
Octaav 4
Nasat 3
Mixtuur 4-6 st.
Sexquialter 2 st.
Trompet 16
Vox Humana 8
Tremulant
PEDAAL: CD – d1 (26 TOETSEN)
Praestant 32
Praestant 16
Subbas 16
Octaav 8
Gedackt 8
Roerquint 6
Octaav 4
Octaav 2
Nagthoorn 2
Mixtuur 4 st.
Bazuyn 16
Dulciaan 16
Trompet 8
Cornet 4
Cornet 2
KOPPELINGEN:
Hoofdwerk – Rugwerk
Hoofdwerk – Bovenwerk
| Vulstem | Samenstelling |
| Mixtuur IV-VI sterk (Hoofdwerk) | C: 2/3′ – 1/2′ – 1/3′ – 1/4′. G: 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. c°: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. g°: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. c’: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′. g’: 4′ – 2 2/3′ – 2 2/3′ – 2 ‘ – 1 1/3′. c”: 5 1/3′ – 4′ – 2 2/3′ – 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′. g”: 5 1/3′ – 4′ – 4′- 2 2/3′ – 2′ – 2’. |
| Scherp IV sterk (Hoofdwerk) | C: 1/2′ – 1/3′ – 1/4′ – 1/6′. G: 2/3′ – 1/2′ – 1/3′ – 1/4′. c°: 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. g°: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. c’: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. g’: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 1′. f”: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1 1/3′. |
| Mixtuur IV-VI sterk (Rugwerk) | C: 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. g°: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. c’: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. g’: 4′ – 2 2/3′ – 2 ‘ – 1 1/3′ – 1′. c”: 4′ – 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 1′. f”: 4′ – 2 2/3′ – 2′ – 2′ – 1 1/3′ – 1 1/3’.. |
| Cimbel III sterk (Rugwerk) | C: 1/5′ – 1/6′ – 1/8′. F: 1/4′ – 1/5′ – 1/6′. c°: 2/5′ – 1/3′ – 1/4′. f°: 1/2′ – 2/5′ – 1/3′. c’: 4/5′ – 2/3′ – 1/2′. f’: 1′ – 4/5′ – 2/3′. c”: 1 3/5′ – 1 1/3′ – 1′. f”: 2′ – 1 3/5′ – 1 1/3′. |
| Sesquialtera II sterk (Bovenwerk en Rugwerk) | C: 1 1/3′ – 4/5′. c°: 2 2/3′ – 1 3/5′. |
| Mixtuur IV-VI sterk (Bovenwerk) | C: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. c°: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. c’: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 2/3′. c”: 4′ – 2 2/3′ – 2′ – 2′ – 1 1/3′ – 1 1/3′. |
| Mixtuur IV sterk (Pedaal) | C: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. d°: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. |











