Amsterdam, Oude Kerk, Hoofdorgel

Foto’s: Harm Nieuwenhuijse 2009

  • Het orgel van de Oude Kerk te Amsterdam werd door Christian Vater gebouwd tussen 1724 en 1726. Op 30 september 1726 is het gekeurd en op 13 oktober werd het in gebruik genomen. Het had bij oplevering 45 stemmen. De ornamenten zijn gemaakt door Jurriaan Westerman, die ook de kas heeft ontworpen. Al in 1728 verzocht de organist van de kerk Johannes Ulhoorn om enkele wijzigingen. Op het Rugwerk werd de Hobo vervangen door een Trompet, en er werd een Scherp geplaatst. Op het Hoofdwerk werden een Scherp en een Sesquialter geplaatst.
  • Omdat de toren van de kerk ernstig aan het verzakken was, werd in de jaren 1730 het orgel gedemonteerd en opgeslagen. Orgelbouwer Johann Caspar Müller voerde het werk uit. Hij had veel kritiek op het werk van Vater. Hij voegde negen stemmen toe en verdubbelde verschillende koren. Het orgel had nu 54 stemmen. De toetsdruk was enorm zwaar geworden, zodat het orgel ook berucht werd. De Cornet IX sterk van het Rugwerk werd later nog uitgebreid tot X sterk. Op 22 februari 1742 werd het orgel gekeurd door Henricus Radeker uit Haarlem en N. Ebeling uit Den Haag.
  • J.H.H. Bätz voerde in 1762/1763 verbeteringen uit. Hij heeft de Quint 3′ van het Hoofdwerk door een Roerquint 3′ vervangen, en op het Pedaal werden de Woudfluit 2′ en de Cornet 2′ door respectievelijk een Nachthoorn 2′ en een Singhoorn 2′ vervangen.
  • In 1869/1870 werd het orgel opnieuw flink onder handen genomen door C.G.F. Witte. Deze maakte nieuwe klavieren en een nieuwe tractuur. Hij veranderde ook toonhoogte, stemming en intonatie, en stelde verschillende dubbelkoren buiten gebruik, of heeft hij deze verwijderd. De Cornet van het Rugwerk bracht hij terug tot V sterk. De Scherp van het Rugwerk verving hij door een Carillon III-IV sterk en op het Hoofdwerk werd de Open Fluit 2′ ingewisseld voor een Roerfluit 2′. Op 23 oktober 1870 werd het instrument weer in gebruik genomen.
  • De balgen zijn door de fa. S.F. Blank in 1979 hersteld in de oorspronkelijke staat. In 1987 plaatsten zij een nieuwe klaviatuur, geïnspireerd op Christian Müllers werk. De klaviatuur van Witte werd in het orgelmuseum in Elburg tentoongesteld.
  • In 2014 is een restauratie van start gegaan door de Gebroeders Reil uit Heerde. Het is de bedoeling dat het orgel in het najaar van 2018 in gebruik wordt genomen.

De dispositie van het Vater (1726) / Müller-orgel: (1738)

Hoofdwerk:
Prestant 16
Bourdon 16
Prestant 8
Holpijp 8
Quint 6
Octaaf 4
Roerfluit 4
Roerquint 3
Octaaf 2
Fluit 2
Mixtuur 5-8 st.
Scherp 4-6 st.
Sexquialter 4 st. D
Trompet 16
Trompet 8
Tremulant

Rugwerk:
Prestant 8
Holpijp 8
Quintadena 8
Octaaf 4
Gemshoorn 4
Quint 3
Octaaf 2
Woudfluit 2
Mixtuur 5-8 st.
Scherp 3-5 st.
Cornet 5 st.
Sexquialter 2-4 st. 
Carillon 3-4 st.
Fagot 16
Trompet 8
Tremulant

Bovenwerk:
Quintadeen 16
Prestant 8
Baarpijp 8
Quintadena 8
Viola 8
Octaaf 4
Gemshoorn 4
Nazard 3
Sexquialter 4 st.
Cimbel 3 st.
Trompet 8
Dulciaan 8
Vox Humana 8
Tremulant

Pedaal:
Prestant 16
Subbas 16
Prestant 8
Roerquint 6
Octaaf 4
Nachthoorn 2
Mixtuur 6 st.
Bazuin 16
Trompet 8
Trompet 4
Cinq 2

Koppelingen:
Hoofdwerk – Bovenwerk – 1870
Hoofdwerk – Rugwerk – 1870
Rugwerk – Hoofdwerk
Pedaal – Hoofdwerk – 1870.