Foto: Pieter den Hartigh © 2019, Bron www.orgelsitesimon.nl
Na de sluiting van de Abdij van Zwiefalten in 1808 is het hoofdorgel van Joseph Martin uit 1771 verkocht en werd het verplaatst naar de hoofdkerk van Stuttgart, waar het tot 1944 in gewijzigde vorm bewaard bleef. In 1812 is de kerk in Zwiefalten parochiekerk geworden, en kreeg het koororgel de rol van hoofdorgel. Het werd zelfs op de galerij geplaatst. In 1956 is het koororgel weer in het koor geplaatst en bouwde de firma Reiser in 1958 een nieuw groot hoofdorgel met sleepladen en elektrische tractuur. Het is ontworpen door Walter Supper, Gregor Klaus en Karl Löffler. In 1981/1982 is het instrument gereviseerd.
Dispositie:
Hauptwerk: C – g3 Prästant 16′, Harfpommer 16′, Prinzipal 8′, Holzflöte 8′, Spitzgambe 8′, Oktav 4′, Rohrflöte 4′, Quinte 2 2/3′, Waldflöte 2′, Mixtur Major 5 fach (2′), Mixtur Minor 4 fach (1′), Fagott 16′, Trompete 8′.
Schwellwerk: C – g3 Stillgedeckt 16′, Singend Prinzipal 8′, Rohrgedeckt 8′, Weidenpfeife 8′, Oktave 4′, Koppelflöte 4′, Oktave 2′, Nachthorn 2′, Sifflöte 1 1/3′, Großmixtur 6 fach (2′), Klingende Zimbel 3 fach (1/4′), Nonenkornett 4 fach (2 2/3′), Dulzian 16′, Hornoboe 8′, Musette 8′, Clairon 4′, Tremulant.
Oberpositiv: C – g3 Gedackt 8′, Quintadena 8′, Harfpfeife 8′, Kleinprinzipal 4′, Gedecktflöte 4′, Nasat 2 2/3′, Kleinoktav 2′, Terz 1 3/5′, Septimflöte 1 1/7′, Blockflöte 1′, Scharffzimbel 5 fach (1′), Vox Humana 8′, Schalmey 4′, Tremulant.
Pedal: C – f1 Untersatz 32′, Großprinzipal 16′, Subbaß 16′, Bourdonbaß 16′, Oktavbaß 8′, Violflöte 8′, Gedecktbaß 8′, Rohrpommer 4′, Bauernpfeife 2′, Großsesquialter 2 fach (5 1/3′), Hintersatz 5 fach (4′), Posaune 16′, Pedaltrompete 8′, Clarine 4′, Singend Cornett 2′.
Koppelingen: Hauptwerk – Schwellwerk, Hauptwerk – Oberpositiv, Schwellwerk – Oberpositiv, Pedal – Hauptwerk, Pedal – Schwellwerk, Pedal – Oberpositiv.
Speelhulpen: 3 vrije combinaties, Automatische pedaalomschakeling, Tongwerken af, Crescendo-Walze.