Foto’s: Bert Wisgerhof © 2008
In 1956-1957 bouwde de firma Haerpfer-Ermann een nieuw kegelladen-orgel met elektro-pneumatische tractuur voor de Sankt Lutwinuskirche in Mettlach (Saarland). Maar een groot gedeelte van het pijpwerk werd overgenomen uit het oude orgel, een instrument van Koulen uit 1904. Het nieuwe orgel kreeg drie manualen en pedaal. Op de zondag van de Drieëenheid werd het orgel in gebruik genomen met een concert door Josef Zimmermann, organist van de Dom in Keulen. In december 2005 startte Bernhard Kutter met een grondige revisie van het instrument. De electro-pneumatische tractuur is vervangen door een nieuwe elektrische tractuur, de intonatie van het pijpwerk is herzien, en de windvoorziening verbeterd. Verder zijn enkele wijzigingen in de dispositie uitgevoerd. Zo werd de Fagott 16′ van het Schwellwerk gewijzigd in een Oboe 8′, de samenstelling van de vulstemmen werd gewijzigd. Op het pedaal werd een nieuwe fluitenreeks geplaatst, terwijl de oude als Soloflöte 8′ op een aparte windlade als ‘Auxiliar Werk’ is geplaatst. Dit register kan zowel op het Hauptwerk als het Rückpositiv worden gekozen. Op 26 augustus 2007 speelde Winfried Bönig, organist van de Dom in Keulen, het orgel weer in. De toonhoogte is a’ = 440 Hz. De stemmingstemperatuur is evenredig zwevend en de winddruk is 70 mm voor het Hauptwerk, 72 mm voor het Positif, 84 mm voor het Schwellwerk en en 92 mm voor het Pedal, Hauptwerk-Trompete vanaf h en Soloflöte.
Dispositie
Hauptwerk: C – g3 Bourdon 16′ – 1904, Principal 8′, Gedeckt 8′ – 1904, Gemshorn 8′ – 1904, Octave 4′, Blockflöte 4′, Quinte 2 2/3′ – 1904, Superoctave 2′, Terz 1 3/5′, Mixtur 4-6 fach, Trompete 8′ – 1904.
Positif: C – g3 Koppelflöte 8′, Quintatön 8′, Italienisch Principal 4′, Rohrflöte 4′, Offenflöte 2′, Quinte 1 1/3′, Nachthorn 1′, Cymbel 3 fach, Krummhorn 8′, Kopfregal 4′, Tremolo, Glocken – voorbereid.
Schwellwerk: C – g3 Diapason 8′ – 1904, Holzflöte 8′ – 1904, Salicional 8′ – 1904, Schwebung 8′ – 1904, Spitzgedeckt 8′, Principal 4′, Nachthorn 4′, Nasat 2 2/3′ – 1904, Flageolet 2′ – 1904, Terz 1 3/5′ – 1904, Scharf 3-4 fach, Fagott 16′ – 2007, Oboe 8′ – 2007, Trompete 8′, Clairon 4′, Tremolo, Harfe – voorbereid.
Auxiliar: C – g3 Soloflöte 8′ – 1904.
Pedal: C – f1 Grossbass 32′ – C-H akoestisch, vanaf h transmissie, Principalbass 16′, Subbass 16′ – 1904, Gedecktbass 16′ – 1904, Quintbass 10 2/3′ – 1904, Octavbass 8′, Flötenbass 8′, Choralbass 4′ – 1904, Bauernflöte 4′ – 2007, Feldflöte 2′ – 2007, Hintersatz 6 fach, Posaune 16′, Trompete 8′, Clarine 4′.
Other stops: Nachtigall.
Couplers: Hauptwerk – Positif, Hauptwerk – Schwellwerk, Positif – Schwellwerk, Pedal – Hauptwerk, Pedal – Positif, Pedal – Schwellwerk, Sub- en Superoctaafkoppels.
Accessories: 4×1000 Setzerkombinationen, 2 freie Kombinationen, 2 Pedalkombinationen, Tutti, Walze Ab, Mixturen Ab, Zungen Ab.