Rotterdam, Wilhelminakerk

Foto: LP-hoes

Artikel uit 1971

Eén van de mooiste orgels van Rotterdam vindt men in de Wilhelminakerk aan de Oranjeboomstraat. Deze kerk, gebouwd volgens het ontwerp van de architect B. Hooijkaas Jr., werd op 27 november 1898 door de Hervormde Gemeente van Feyenoord in gebruik genomen.

Het orgel, dat een geschenk was van een onbekende geefster, werd in de jaren 1900-1901 gebouwd door de orgelmaker D.G. Steenkuyl te Amsterdam. Als adviseur trad op de heer G.H. Vijgeboom, organist van de Oosterkerk aan de Hoogstraat. Op 13 februari 1901 werd het orgel geheel door hem gekeurd, in een brief aan de kerkvoogdij deelde hij o.a. mede: “Het werk heeft 27 sprekende stemmen met 1482 pijpen, verdeeld over 2 klavieren en Vrij pedaal. Hoofdwerk en Klavierkoppel werken pneumatisch. Bij een reeks schoone en liefelijke geluiden ontwikkelen de gecombineerde stemmen een groote kracht, die door middel van 2 pianotreden kan verminderd worden met al de vulstemmen en tong- werken van het Hoofdmanuaal en Pedaal, terwijl de Crescendokast de stemmen van het Bovenklavier naar welgevallen doet aanzwellen of afnemen tot een fluisterend pianissimo”.

Op 15 februari 1901 werd het orgel voor de kerkvoogdij, genodigden en de pers tijdens een concert bespeeld door de heren G.H. Vijgeboom en W. Kool, de laatste als organist der kerk. Hoewel het orgel in de z.g. vervalperiode van de orgelbouw tot stand kwam, is het een opmerkelijke uitzondering tussen zijn tijdproducten, Vooral in zijn stoere en gloedvolle klank. Het orgel heeft in tegenstelling met bovenvermeld citaat een mechanische tractuur, waarbij echter bij het onderklavier (hoofdwerk) en de klavierkoppel een soort “Barker-systeem” werd toegepast. Daardoor is de zware aanslag tijdens het spelen met gekoppelde klavieren, zoals bij vele andere mechanische orgels, bij dit instrument aanmerkelijk gereduceerd. Het pijpwerk van het tweede klavier staat in een zwelkast.

In de loop der jaren werd aan het tweede klavier nog een Voix Célèste toegevoegd, waardoor het aantal strijkende stemmen op 5 werd gebracht. Na de 2e wereldoorlog werden drie registers door andere vervangen en in 1961 vond nog een dispositiewijziging plaats, waarbij het in de bedoeling lag om de beide toen vervangen stemmen later op een aparte windlade te herplaatsen, doch hiervan is echter nimmer iets gekomen. Deze werkzaamheden werden verricht door de Amsterdamse orgelmaker A. Bik op aanwijzing van Feike Asma.

Steenkuylorgel (1901);

Het orgel is opgesteld in de torenruimte boven de galerij tegenover de preekstoel en heeft een teakhouten front bestaande uit drie pijpenronden en twee, in drie vakken verdeelde, rechte tussenvelden. Boven de tussenvelden vertonen zich twee gestileerde zwanen. Het front is van boven afgesloten door een met het beloop van de ronden meelopende brede lijst welke is voorzien van vierkante paneeltjes. Drie ervan zijn beschilderd met beeltenissen van personen welke doen denken aan de componisten Bach, Handel en César Franck; de overige twaalf zijn met velerlei muziekinstrumenten gedecoreerd. Onderaan heeft het front eveneens breed lijstwerk dat, evenals dat van de drie consoles onder de ronden, is opengewerkt. De stijlen van de ronden lopen van onderen door en zijn aan de einden fraai bewerkt. De beide zijronden hebben elk bovenaan nog drie boogvakjes met kleine pijpjes, welke door bewerkte lijsten zijn afgesloten. Het middenrond, dat korter is dan de zijronden, heeft alleen opengewerkt lijstwerk met doorlopende bewerkte stijlen als topversiering.

Onder het orgel, links van de toegang naar de orgelruimte, bevindt zich de eiken speeltafel. Deze is zo geplaatst dat de organist vrij uitzicht op de preekstoel heeft. Als gevolg van de vernieuwde verwarming liep het orgel in 1970 schade op, doch deze werd door de heren A. den Bieker (koster der kerk) en de organist Jan Bout hersteld, zodat het orgel weer bespeelbaar werd. De oorspronkelijk op de orgelgalerij aanwezige banken zijn destijds verwijderd, waardoor deze galerij betere mogelijkheden als koorgalerij biedt.

Zeer talrijk zijn de concerten die op dit orgel werden gegeven door Feike Asma, Dirk Jansz. Zwart, Frits Willebrands, Piet van Egmond, Jan Bonefaas, Freek de Keizer, Addie de Jong en vele anderen. Deze concerten werden ruim twintig jaar georganiseerd door het Rotterdams Orgel Comité en daarna nog lange tijd door de Stichting Orgelcentrum te Leiden. In november 1936 werd het orgel tijdens een kooravond bespeeld door Jan Zwart, terwijl later in juni 1959 ook de Franse organiste Jeanne Demessieux er eenmaal op heeft geconcerteerd.

Voorts vonden in deze kerk vele kooruitvoeringen plaats, zowel door Rotterdamse koren als door koren uit andere plaatsen.

Als organisten zijn aan de Wilhelminakerk verbonden geweest de heren W. Kool (1901-±1930) en Frits Willebrands (1931-1956). De laatste werd op 1 december 1956 opgevolgd door de tegenwoordige organist Jan Bout.

Anno Domini – 1971 JAN VAN BOMMEL JZN

Toen de kerk in 1972 werd gesloten kwam het orgel te koop. Uiteindelijk is het grootste deel van het pijpwerk verwerkt in het door Vierdag gebouwde orgel (1974) in de Oude Kerk van Veenendaal. De kerk en het restant van het orgel zijn in 1973 afgebroken

Dispositie:

Hoofdwerk: Bourdon 16’ – Prestant 8’ – Roerfluit 8’ – Octaaf 4’ – Fluit 4’ – Quint 3’ – Octaaf 2’ – Mixtuur 3-4 st. – Cornet (diskant) 3-5 st. – Sexquiaiter (diskant) 2 st. – Fagot 16’ – Trompet 8’ – Tremulant.
Zwelwerk: Holfluit 8’ – Salicionaal 8’ – Prestant 4’ – Flûte harmonique 4’ – Nasart 3’ – Woudfluit 2’ – Quint 1 1/2’ – Scherp 3 st. – Dulciaan 8’ – Tremulant.
Pedaal: Prestant 16’ – Subbas 16’ – Octaaf 8’ – Bourdon 8’ – Octaaf 4’ – Bazuin 16’ – Trompet 8’.
Koppelingen: Hoofdwerk – Zwelwerk; Hoofdwerk – Pedaal; Zwelwerk – Pedaal.
Treden: Pianotreden vulstemmen; trede tongwerken van Hoofdwerk en Pedaal.