Foto: Lothar D. Zickermann 2000 & Tjalling Roosjen 2010
Orgelbau Genf 1953. IV+P, 79 Reg. Die Disposition:
In 1953 bouwde Genf Orgelbau een vierklaviers orgel met rein elektrische tractuur en sleepladen voor de Fraumünster in Zürich. Het orgel is in 1971 door Muhleisen met een Fernwerk uitgebreid. Dit Fernwerk is het koororgel dat Muhleisen in 1965 in de kerk heeft geplaatst. Het is elektrisch met de speeltafel van het hoofdorgel verbonden.
Dispositie:
I Hauptwerk: (C-a3)
Principal 16′
Gedeckt 16′
Principal 8′
Gedeckt 8′
Flauto major 8′
Gemshorn 8′
Oktave 4′
Hohlflöte 4′
Oktave 2′
Flöte 2′
Cornett 5f. 8′
Mixtur 5f. 2′
Mixtur 4f. 1′
Zimbel 3f. 1/3′
Bombarde 16′
Trompete 8′
Clairon 4′
III Récit: (C-a3)
Bourdon 16′ (Extension)
Diapason 8′
Bourdon 8′
Flûte harmonique 8′
Viola da Gamba 8′
Voix céleste 8′
Cor de nuit 8′
Oktave 4′
Flöte 4′
Gemshorn 4′
Nasard 2 2/3′
Oktave 2′
Nachthorn 2′
Terz 1 3/5′
Mixtur 5-6f. 1 1/3′
Zimbel 3-4f. 1/2′
Bombarde 16′
Trompete 8′
Oboe 8′
Clairon 4′
Tremolo
II Positiv: (C-a3)
Quintatön 16′
Principal 8′
Koppelflöte 8′
Zartgedeckt 8′
Salicional 8′
Principal 4′
Blockflöte 4′
Principal 2′
Waldflöte 2′
Terz 1 3/5′
Weitquinte 1 1/3′
Mixtur 5-6f. 1′
Regal 16′
Schalmei 8′
Musette 4′
Tremolo
Pedal: (C-g1)
Flöte 32′
Principal 16′
Flöte 16′
Subbass 16′
Echobass 16′
Principal 8′
Diapason 8′ (Transmission Réc)
Spillflöte 8′
Bourdon 8′ (Transmission Réc)
Oktave 4′
Hohlflöte 4′
Flöte 2′
Rauschpfeife 4f. 4′
Mixtur 6f. 2 2/3′
Contraposaune 32′
Posaune 16′
Lieblich Posaune 16′
Trompete 8′
Zarttrompete 8′
Clairon 4′
IV Kronpositiv: (C-a3)
Gedeckt 8′
Quintatön 8′
Principal 4′
Rohrflöte 4′
Sesquialtera 2f. 2 2/3′ + 1 3/5′
Superoktave 2′
Scharfquinte 1 1/3′
Oktav 1′
Scharf 3f. 1/2′
Krummhorn 8′
Tremolo
Vom Hauptorgelspieltisch kann
auch die 13-registrige Chororgel (Fa. Mühleisen 1971) als Fernwerk gespielt werden
256fache Setzerkombination
Crescendo
Man: C-a3, Ped: C-g1
elektrische Trakturen, Schleifladen