Arnhem, Grote of Sint Eusebiuskerk, Hoofdorgel

Foto’s: Wim Verburg

  • In 1791 werd de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk te Amsterdam gesticht. Het kerkgebouw ‘De Kloof’ werd in 1792 voltooid. Uit de nalatenschap van Jan Bouwman werd het orgel gefinancierd. Het instrument werd op 1 juni 1796 in gebruik genomen. Het front is ontworpen door Ziesenis. In 1922 vond de eerste verandering plaats: Bik bouwde op verzoek van organist Jan Zwart, en naar advies van J.W. Enschede een echowerk, los van het bestaande orgel, met tien stemmen in een zwelkast. Het was geplaatst op een pneumatische lade, en bespeelbaar vanaf het bovenklavier. Door een speciale registerknop, de omschakelaar, werd het echter ook bespeelbaar van het middenklavier. Op verzoek van Piet van Egmond, die sinds 1938 organist van de kerk was, werd voor het zwelwerk een vierde klavier gemaakt. De omschakelaar kreeg nu een functie als koppel. Dit echowerk is bij de overplaatsing naar Arnhem weer verwijderd. De kerk in Amsterdam was al in 1950 gesloten. In mei 1951 gaf Lambert Erné een laatste concert op het orgel op de oorspronkelijke locatie.
  • Door D.A. Flentrop is het daarna afgebroken en in de Paasbergkerk te Arnhem opgeslagen. Daar werd het vanaf maart 1960 gerestaureerd. De kas werd vanaf augustus 1958 in de Eusebiuskerk opgebouwd. De opbouw en restauratie is door de gebroeders Van Vulpen uitgevoerd. Adviseur bij de werkzaamheden was Lambert Erné namens de Hervormde Orgelcommissie. De tien stemmen van Bik zijn verkocht aan de Gereformeerde Kerk van Amsterdam Noord. Op 15 september 1962 kon het orgel in de geheel gerestaureerde Eusebiuskerk weer in gebruik worden genomen. De dispositie is niet geheel gelijk aan de oorspronkelijke dispositie uit 1796.
  • Wegens grote problemen met het kerkgebouw moest het orgel in 1975 worden ingepakt in een houten omkisting, waarna een zeer ingrijpende restauratie van het schip van de kerk van start ging. Toen de kerk in 1983 werd opgeleverd bleek het orgel vervuild. De firma Van Vulpen voerde een grote schoonmaakbeurt uit. Op 28 december 1985 kon het orgel weer in gebruik worden genomen. Het werd hierbij door Willem Hendrik Zwart bespeeld.
  • Hoofdwerk (manuaal 2): C – f3 Prestant 16′ – Bourdon 16′ – Prestant 8′ (discant dubbel) – Holpijp 8′ – Octaav 4′ – Speelfluyt 4′ – Quint 3′ (discant dubbel) – Octaav 2′ – Woudfluyt 2′ (1855) – Mixtuur 2′ 5-6 sterk bas/discant – Cornet 4′ 4 sterk discant – Trompet 16′ bas/discant – Trompet 8.
  • Rugwerk (manuaal 1): C – f3 Quintadena 16′ – Prestant 8′ (discant dubbel) – Fluyt douce 8′ – Octaav 4′ – Gedekte Fluyt 4′ – Gedekte Quint 3′ – Speelfluyt 2′ – Flageolet 1′ – Sexquialtera 2⅔’ 2-4 sterk bas/discant – Mixtuur 1⅓’ 4-6 sterk bas/discant – Fagot 16′ – Hoboe 8′ – Tremulant (1962).
  • Bovenwerk (manuaal 3): C – f3 Prestant 8′ (discant dubbel) – Roerfluit 8′ – Quintadena 8′ – Viola di Gamba 8′ – Octaav 4′ – Openfluyt 4′ – Nassat 3′ – Octaav 2′ (discant dubbel, 1962) – Woudfluyt 2′ – Scherp 1′ 3-4 sterk bas/discant – Cornet à piston 8′ vanaf a (1855) – Dulciaan 8′ – Vox humana 8′ bas/discant (1838) – Tremulant.
  • Pedaal: C – d1 Prestant 16′ – Subbas 16′ – Roerquint 12′ – Octaav 8′ – Bourdon 8′ – Octaav 4′ – Nagthoorn 2′ – Mixtuur 2⅔’ 4 sterk (1962) – Basuyn 16′ – Trompet 8′ – Trompet 4′ – Cornet 2′.
  • Koppelingen: Hoofdwerk aan Pedaal (1838) – Rugwerk aan Pedaal (1985) – Rugwerk aan Hoofdwerk – Bovenwerk aan Hoofdwerk.