Foto’s: Simon den Hartigh © 2014, Bron www.orgelsitesimon.nl
- Ludwig Compenius bouwde in de jaren 1647-1650 een nieuw hoofdorgel met twee manualen en vrij pedaal in de Predigerkirche te Erfurt. Het oude orgel uit 1611 werd afgebroken. Dit was gebouwd door Heinrich Compenius der Älteren. Bij de bouw van het nieuwe orgel was Johann Bach als organist van de kerk betrokken. Het orgel had een speeltafel met twee klavieren aan de hoofdwerkkas, maar er was ook een éénklaviers speeltafel aan de rugwerkkas. Van 1678 tot 1690 bespeelde Johann Pachelbel het orgel. Diens opvolgers zijn ook bekende componisten: Andreas Nicolaus Vetter van 1690 tot 1691, en daarna Johann Heinrich Buttstedt tot 1727. Opvolger van hem is Johann Adlung, gevolgd door Johann Christian Kittel (van 1762 tot 1809).
- Eind negentiende eeuw besloot men het binnenwerk van het orgel af te breken en een modern orgel in de oude kassen te laten bouwen. Dit werk werd door de firma Walcker uitgevoerd als opus 800. Op 3 juli 1898 nam men het nieuwe orgel in gebruik. De opstelling van de kassen werd ingrijpend gewijzigd. Het nieuwe orgel had drie manualen, 60 stemmen en een klokkenspel.
- In 1964 werd besloten dit orgel weer af te breken en een nieuw orgel in de kassen te plaatsen. Hierbij zou de oude opstelling van de kassen worden gereconstrueerd. De firma Alexander Schuke kreeg de opdracht voor de bouw, en deze startte in 1975. Op 30 oktober 1977 is het sleepladen-orgel met mechanische toetstractuur en elektrische registertractuur officieel in gebruik genomen. Het instrument werd hierbij bespeeld door de organist van de kerk, Johannes Schäfer. In het orgel zijn nog enkele pijpen aanwezig van vóór Walcker: 28 metalen en 177 houten pijpen. Het was niet meer te herleiden van wie deze pijpen afkomstig zijn en voor welk registers ze gediend hebben.
Schwellwerk: C-a3 Gedackt 16′, Principal 8′, Holzflöte 8′, Spitzgedackt 8′, Salicional 8′ – C t/m Gis gecombineerd met Spitzgedackt, Oktave 4′, Nachthorn 4′, Rohrnassat 2 2/3′, Waldflöte 2′, Terz 1 3/5′, Spitzquinte 1 1/3′, Sifflöte 1′, Oberton 2 fach (4/7′), Mixtur 5 fach (2′), Cymbel 3 fach (1/2′), Dulcian 16′, Oboe 8′, Tremulant.
Positiv: C-a3 Gedackt 8′, Quintadena 8′, Principal 4′, Rohrflöte 4′, Oktave 2′, Spitzflöte 2′, Quinte 1 1/3′, Sesquialtera 2 fach (1 1/3′), Scharff 5 fach (1 1/3′), Spillregal 16′, Trichterregal 8′, Tremulant.
Pedal: C-f1 Principal 16′, Offenbaß 16′, Quinte 10 2/3′, Oktave 8′, Spitzflöte 8′, Oktave 4′, Pommer 4′, Flachflöte 2′, Baß-Aliquote 4 fach (5 1/3′), Mixtur 6 fach (2 2/3′), Posaune 16′, Trompete 8′, Dulcian 8′, Clairon 4′.
Koppelingen: Hauptwerk – Schwellwerk, Hauptwerk – Positiv, Pedal – Hauptwerk, Pedal – Schwellwerk, Pedal – Positiv.
Speelhulpen: 4 vrije combinaties, 2 vrije pedaalcombinaties, Register-Crescendo (Walze).
Compound stop | Composition |
Groß-Mixtur 6-7 fach (Hauptwerk) | C: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. |
Klein-Mixtur 4 fach (Hauptwerk) | C: 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. |
Oberton 2 fach (Schwellwerk) | C: 4/7′ – 4/9′. c°: 1 1/7′ – 8/9′. d”’: 2 2/7′ – 1 7/9′ – 8/9′. |
Mixtur 5 fach (Schwellwerk) | C: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. |
Cymbel 3 fach (Schwellwerk) | C: 1/2′ – 1/3′ – 1/4′. |
Sesquialtera 2 fach (Rückpositiv) | C: 1 1/3′ – 4/5′. c°: 2 2/3′ – 1 3/5′. |
Scharff 5 fach (Rückpositiv) | C: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. |
Mixtur 6 fach (Pedal) | C: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′ – 1/2′. |
Baß-Aliquote 4 fach (Pedal) | C: 5 1/3′ – 3 1/5′ – 2 2/7′ – 1 7/9′. |